Zuid-Holland moet van het stikstofslot af. Daarvan is iedereen overtuigd. De afgelopen weken hebben wij alles gedaan wat binnen ons vermogen ligt om tot een pakket van maatregelen te komen dat een oplossing dichterbij brengt.
We focussen op maatregelen waar we nu mee kunnen starten en waarbij het doel is om gezamenlijk met maatregelen van de provincie en het Rijk de vergunningverlening weer op gang te brengen. We richten ons daarbij in eerste instantie op maatregelen die op korte termijn tot ammoniakreductie leiden en noodzakelijk zijn om voldoende effect te sorteren.
We zijn ons ervan bewust dat de voorgestelde maatregelen niet het gehele probleem oplossen, soms lang kunnen duren en hoge kosten met zich meebrengen. Met de grootste inspanning en maatregelen kan de provincie naar onze inschatting zelf zo'n 10 procent van de stikstofopgave oplossen. Voor de overige 90 procent is Zuid-Holland afhankelijk van een krachtig Rijkspakket aan generieke maatregelen. We zetten vanuit Zuid-Holland de stap naar voren, maar het is cruciaal dat het Rijk voldoende in actie komt en substantiële en geborgde maatregelen neemt.
Maatregelen die Zuid-Holland neemt
-
Bedrijfsgerichte doelsturing via ammoniakplafonds
Het is van belang om de stikstof-uitstoot uit de landbouw terug te dringen. Dat willen we doen door het instellen van een emissieplafond ammoniak voor de melkveehouderij. Met een emissieplafond stellen we een maximum aan de hoeveelheid ammoniak die een bedrijf mag uitstoten. Het is aan de ondernemer om te bepalen hoe te voldoen aan het emissieplafond. Bijvoorbeeld door extensiveren, innovaties en/of voer- en managementmaatregelen. Voor een aantal van deze maatregelen is (financiële) ondersteuning beschikbaar vanuit het Rijk en verkennen we aanvullende mogelijkheden vanuit de provincie. Die zullen nodig zijn om tot een normerend plafond te komen. Hiervoor zullen aanvullende middelen vanuit het Rijk nodig zijn.
We starten met de uitwerking van een ammoniakplafond voor de melkveehouderij omdat het grootste gedeelte van de ammoniakemissie uit de melkveehouderij komt én omdat er al relatief veel onderzoek naar de uitwerking voor de melkveehouderij is gedaan. Dat betekent echter niet dat er niet ook een reductie in de andere landbouwsectoren nodig is. Andere sectoren volgen op een ander moment. Hiervoor is echter meer onderzoek en uitwerking nodig.
We weten dat het emissieplafond beperkt effect heeft als het niet ook in andere provincies wordt ingevoerd. We zien landelijke invoering daarom als randvoorwaardelijk voor de invoering in Zuid-Holland. We zijn voor het succes van de maatregelen en de benodigde middelen dan ook in grote mate afhankelijk van het Rijk.
-
Overgangszones nabij Natura 2000-gebieden
Overgangszones zijn zones aangrenzend aan Natura 2000-gebieden waarbinnen functies en activiteiten worden aangepast om drukfactoren op Natura 2000-gebieden te verminderen. Dit bevordert natuurherstel in en draagt bij aan de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden.
Dit betekent niet dat alle activiteiten volledig weg moeten uit overgangszones, maar wel dat aanpassing nodig is. We onderzoeken nu in het proces rondom de aanpassing van het omgevingsbeleid 2025 de effecten van maatregelen voor de drukfactoren (*) waterkwantiteit, exoten en recreatiedruk. Daarbij kijken we zowel naar de verwachte effecten op basis van stimulering als op basis van verplichting. Daarnaast onderzoeken we voor de drukfactor stikstof op welke manier overgangszones nog meer kunnen bijdragen aan de benodigde reductie.
-
Strategische grondbeleid ten behoeve van o.a. verplaatsing en extensiveren
Door op strategische posities grond aan te kopen, creëren we mogelijkheden voor het verplaatsen van bedrijven, het extensiveren (*) van bedrijven, het kunnen opleggen van beperkingen in overgangszones of het kunnen realiseren van natuur en andere opgaven. In sommige gevallen worden ook opstallen (bouwwerken, denk aan een woning en/of schuur) overgenomen. Omdat dit leidt tot minder ammoniakemissies, kunnen we de stikstofdruk en de impact van andere drukfactoren op Natura 2000-gebieden direct of indirect verminderen.
Strategische grondverwerving is vrijwillig en gebeurt vooruitlopend op de vervolgmaatregel (verplaatsen, extensiveren, etc.). Daarvoor reageren we op aanbod uit de markt en scannen we de markt actief en benaderen we stoppers.
-
Werving natuurlijke stoppers
Naar verwachting stopt binnen 10 jaar 30% van de Zuid-Hollandse agrarische melkveebedrijven, bijvoorbeeld omdat er geen opvolging is. De ervaring leert dat de stikstofrechten van deze stoppende bedrijven worden verkocht aan andere melkveebedrijven waardoor er geen of slechts beperkt effect is voor stikstofreductie. Om die stikstofreductie toch te bereiken zorgen we ervoor dat we beter zicht hebben op natuurlijke stoppers om ons bestaande instrumentarium zoals strategisch grondbeleid beter te kunnen inzetten én ontwikkelen we een provinciale beëindigingssubsidie.
Wat we van het Rijk nodig hebben
De provincie doet wat het kan om de stikstofproblemen op te lossen. Maar we weten dat de impact van onze maximale inzet beperkt is. Dat geldt voor alle provincies en zeker voor Zuid-Holland. Het Rijk staat aan de lat en wij hebben het Rijk nodig om de natuur te herstellen en vergunningsverlening mogelijk te maken. We vragen het Rijk om een geborgd maatregelenpakket en daarbij in te zetten op in ieder geval de volgende maatregelen:
- Generieke maatregelen die dusdanig juridisch houdbaar zijn dat de impasse bij vergunningverlening wordt doorbroken, doordat vanwege die maatregelen minder stikstof wordt uitgestoten en verslechtering van Natura 2000-gebieden wordt tegengegaan.
- De snelle ontwikkeling van een emissieplafond ammoniak voor heel Nederland om ammoniakemissies te verminderen. Zoals hierboven toegelicht verkennen we de invoering hiervan voor Zuid-Holland, maar zien we ook dat dit alleen een substantieel effect heeft als het voor heel Nederland wordt ingevoerd.
- Maatwerk voor overgangszones. Wij onderzoeken de mogelijkheden en effecten van overgangszones in onze provincie. Elk Natura 2000-gebied is anders en heeft andere drukfactoren. Dat betekent dat vermindering van drukfactoren voor elk gebied een andere aanpak vergt. Daarom vragen we het Rijk om maatwerk voor de overgangszones en geen generieke aanpak. Daarnaast is het belangrijk daar voldoende geld voor vrij te maken.
- Onderzoek de scheiding van NOx en NH3. De trend van stikstofoxidenemissies (NOx, verbranding fossiele brandstoffen) is nog steeds dalend, waar die voor ammoniak (NH3) de laatste 10 jaar vlak is. Om het verlenen van natuurvergunningen deels weer los te trekken, vragen we het Rijk te onderzoeken of er een onderscheid mogelijk is voor activiteiten die voor het overgrote deel NOx uitstoten en activiteiten die voor het overgrote deel NH3 uitstoten.
- Extensiveren een nadrukkelijker onderdeel van het beleid. Een belangrijke route naar een oplossing voor het stikstofvraagstuk in de landbouw is extensivering op verschillende manieren. Om deze extensivering mogelijk te maken zijn er zowel geld vanuit het Rijk als instrumenten nodig. Financiële middelen voor het voeren van strategisch grondbeleid en instrumenten zoals het inregelen van beperkingen in overgangszones.
- Emissieloos bouwen voor weg-, water- en woningbouwprojecten. Door landelijke verplichting of stimulering hiervan vermindert de stikstofuitstoot in de uitvoeringsfase. Hierdoor wordt het makkelijker de natuurvergunning voor de uitvoeringsfase af te geven. Het Rijk zou emissieloos bouwen verplicht kunnen stellen en/of investeringen in schoon en emissieloos bouwmaterieel en laadmogelijkheden op bouwplaatsen financieel of fiscaal kunnen ondersteunen.
- Onderzoek een juridisch geborgde rekenkundige ondergrens van 1 mol. Wij ondersteunen het voornemen van het Rijk om een ondergrens van 1 mol te onderzoeken. Het is daarbij cruciaal dat de ondergrens juridisch houdbaar is en gepaard gaat met een geborgd maatregelenpakket waarmee voldoende stikstofreductie wordt bewerkstelligd.
- Verruiming van staatssteunregels. Financiële ondersteuning aan boeren en tuinders ten behoeve van de transitie in de landbouw wordt in een aantal gevallen gezien als staatssteun. Daardoor kan die ondersteuning niet worden geboden in die mate die we zouden willen. Gevolg is dat de transitie beperkt of vertraagd plaatsvindt. We vragen het Rijk te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor verruiming van staatssteunregels om boeren en tuinders meer te kunnen ondersteunen bij de verduurzaming van hun bedrijf.
(*) Drukfactoren voor plant- en diersoorten zijn invloeden die hun overleving, groei of voortplanting beïnvloeden. Dit kunnen natuurlijke factoren zijn zoals competitie, predatie en klimaat, maar ook menselijke invloeden zoals vervuiling of habitatverlies.
(*) Extensivering: Extensiveren is een manier van landbouw- en veeteelt waarbij wordt gebruik gemaakt van meer grond per dier en waarbij dieren meer en langer buiten in de weide kunnen staan.