In de voormalige Stadsregio Rotterdam spraken de gemeenten, provincie Zuid-Holland en andere partijen af om minimaal 150 MW aan windenergie te realiseren in 2020. Dat is vastgelegd in het Convenant Realisatie Windenergie Stadsregio Rotterdam 2012.
Bij de uitvoering van het convenant is gebleken dat op een deel van de eerder aangewezen locaties minder turbines gerealiseerd kunnen worden dan gepland. Om de afgesproken opgave van 150 MW te halen zijn alternatieve locaties nodig. In een gezamenlijk proces hebben gemeenten en provincie een lijst opgesteld met mogelijke alternatieve locaties in de regio Rijnmond.
Om een zorgvuldige afweging te maken heeft de provincie deze 45 locaties laten onderzoeken op geschiktheid voor windenergie. Hiervoor worden de effecten van windturbines op het milieu en de leefomgeving beschreven in een milieueffectrapport (planMER).
Op basis van het planMER en de provinciale ruimtelijke criteria zijn er in eerste instantie totaal 13 locaties afgevallen. Dat resulteerde in 23 locaties met een potentieel van 180 MW. Met name de ruimtelijke en landschappelijke criteria hebben er in de Rotterdamse regio voor gezorgd dat windlocaties minder in open gebieden en meer langs wegen en waterwegen zijn aangewezen. Deze 23 locaties zijn opgenomen in de ontwerp-partiële herziening van de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM).
Tijdens een inspraakperiode in het voorjaar van 2017 was het mogelijk een zienswijze in te dienen. Hierbij werden bijna 2000 zienswijzen ingediend, waarvan 388 unieke. Bij de locatiekeuze heeft de provincie deze zienswijzen beoordeeld en in de Nota van Beantwoording beantwoord. Het merendeel was afkomstig van inwoners, naast zienswijzen van gemeenten in het Rijnmondgebied, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Onderwerpen die in de zienswijzen werden aangehaald gaan veelal over geluid, slagschaduw, landschap, natuur en recreatie.
Hiernaast heeft de provincie advies ontvangen van de landelijke Commissie voor de milieueffectrapportage. Zij vindt dat het rapport de milieueffecten voldoende beschrijft. Er ligt een goede basis voor een besluit over het al of niet opnemen van de onderzochte vestigingslocaties voor windturbines in de Visie Ruimte en Mobiliteit.
Samenwerking gemeenten
De meeste gemeenten in het Rijnmond-gebied zijn zelf met locaties voor windturbines gekomen. In sommige gevallen hebben gemeenten ook nog eigen onderzoek gedaan om hun keuzes te onderbouwen. Gedeputeerde Adri Bom-Lemstra (ruimtelijke ordening): “De provincie heeft niet over de hoofden van gemeenten willen regeren. Wij hebben de regio aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid en aangegeven er ook samen afspraken over te maken. Ik heb grote waardering dat het Rijnmond-gebied dat heeft opgepakt, en heb er alle vertrouwen in dat men aan de slag gaat om de windmolens daadwerkelijk te realiseren.”
Op de 17 locaties kan 147 MW aan opgesteld windvermogen worden geplaatst. In die prognose is rekening gehouden met een ruime risicomarge; de praktijk leert dat een deel van de voorgenomen locaties afvalt of minder vermogen oplevert. De provincie gaat er vanuit dat de locaties hoe dan ook genoeg opleveren om eerder gemaakte afspraken met de gemeenten gestand te kunnen doen. In 2012 kwamen de Rijnmond-gemeenten en provincie in een convenant overeen dat er 150MW voor 2020 gerealiseerd zou worden. Daarvan is nu 45 MW gerealiseerd; er moet dus minimaal 105 MW bij komen.
Maatschappelijk spoor: belanghebbenden betrekken
De provincie maakt windenergie mogelijk door locaties op te nemen in haar ruimtelijk beleid, in de Verordening Ruimte horend bij de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). Om hiertoe te kunnen besluiten volgt de provincie de wettelijke ruimtelijke procedure.
Om belanghebbenden te betrekken heeft de provincie ondersteunend aan het ruimtelijke spoor ook een maatschappelijk spoor opgezet. Er is een klankbordgroep gestart waarin vertegenwoordigers van belanghebbende organisaties deelnemen, zoals: gemeenten, De Coöperatieve Vereniging van Nederlandse duurzame burger-energieverenigingen (ReScoopNL) en de Vereniging van omwonenden van windenergie (NLVOW). De klankbordgroep staat onder leiding van een externe voorzitter en verslagen verschijnen op deze website. Over het PlanMER heeft de provincie in de brede klankbordgroep overleg gehad met maatschappelijke organisaties uit de regio. De presentatie over het PlanMER en het verslag vindt u in het blok ‘Klankbordgroep’ op deze pagina.
Ook voert de provincie gesprekken met energiecoöperaties om betrokkenheid bij en lokaal eigenaarschap van energie-initiatieven te vergroten. Dit zal ook plaatsvinden in het kader van de provinciale Energie-agenda (zie blok Coöperaties op deze pagina).
Naast het maatschappelijk spoor is tijdens het proces meerdere malen bestuurlijk overleg gevoerd tussen de betrokken overheden en worden Provinciale Staten geïnformeerd. Dit vormt het bestuurlijk spoor.