Bouwstenen voor stikstof- en broeikasgasreductie en verbetering waterkwaliteit op melkveebedrijven
Toekomstbestendig landelijk gebied
Als provincie willen we het landelijk gebied in Zuid-Holland toekomstbestendig maken. Daarvoor werken we in het kader van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) aan opgaven op het gebied van stikstof, klimaat, water en natuur. Om aan de slag te kunnen met deze opgaven heeft de provincie Zuid-Holland PPP-Agro Advies West en DLV Advies & Resultaat opdracht gegeven om voor de melkveehouderij de doelstellingen om te zetten naar bouwstenen die in de praktijk werken en uitvoerbaar zijn.
Verschillende bouwstenen voor verschillende bedrijven
De bouwstenen dragen bij aan het sluiten van (mineralen)kringlopen. Door het sluiten van kringlopen worden waardevolle voedingsstoffen voor de voedselproductie behouden en wordt voorkomen dat deze voedingsstoffen uitlekken naar het milieu, waar ze schadelijke effecten hebben. De bouwstenen zijn gericht op drie deelterreinen: de reductie van de emissie van stikstof en broeikasgassen en verbetering van de waterkwaliteit.
Elke bouwsteen bestaat uit potentiële maatregelen die bijdragen aan het halen van de doelstellingen. Voorbeelden van bouwstenen zijn: minder en beter bemesten, slootkantenbeheer en meer en beter eigen ruwvoer. De bouwstenen zijn opgedeeld in operationele, tactische en strategische bouwstenen. Het doel is op korte, middellange en lange termijn verbetering te realiseren . Niet elke melkveehouder zal meteen met alle maatregelen aan de slag kunnen gaan. Het is veel makkelijker om te starten met een bouwsteen die past bij het bedrijf en waar men misschien al mee bezig is. Met deze aanpak, waarbij melkveehouders stapsgewijs aan meer bouwstenen kunnen werken, wordt het mogelijk om de doelstellingen te behalen en toe te werken naar een steeds duurzamere veehouderij.
Hoe zetten we de bouwstenen in?
Als provincie willen we niet sturen op maatregelen, maar op doelen. Het doel van deze bouwstenen is dus ook niet het voorschrijven van maatregelen, maar het bieden van een handelingsperspectief voor het werken aan de opgaven. De bouwstenen helpen de melkveehouder de geschikte stap of stappen te zetten en concreet aan de slag te gaan met de verduurzaming van zijn of haar bedrijf. In verschillende gebieden in Zuid-Holland zijn al werkgroepen gestart waarin melkveehouders gezamenlijk onderzoeken welke maatregelen bij hun gebied en hun bedrijf passen.
Door de bouwstenen toe te passen leren we wat de effecten van de maatregelen in de praktijk zijn. Zo kunnen de bouwstenen waar nodig verbeterd of aangevuld worden. De deelnemende melkveehouders worden individueel en in de groepen begeleid.
Effect van de bouwstenen
Bij het nemen van maatregelen is het belangrijk om rekening te houden met de effecten op de 3 deelterreinen:
- stikstof (ammoniak)
- broeikasgassen
- waterkwaliteit
In de tabel gebaseerd op een tabel vanuit Netwerk Praktijknetwerken, Wageningen University & Research, staan maatregelen met hun effect op de 3 aspecten. De percentages geven een indruk van wat mogelijk is per onderdeel en in totaal. Aan de meeste percentages liggen geen harde gegevens ten grondslag. Het geeft wel de potentie weer van de maatregelen, zoals die in de praktijk daadwerkelijk wordt behaald (gebaseerd op cijfers uit de KringloopWijzer).
Inzet provincie
Om het werken met bouwstenen financieel en juridisch mogelijk te maken voor de melkveehouders, zetten we ons als provincie in om de juridische borging van de maatregelen op orde te krijgen en laten we momenteel onderzoeken welke instrumenten we in kunnen zetten om het verdienvermogen van agrariërs tijdens en na transitie te verbeteren. Daarnaast verkennen we wat er aanvullend nodig is voor een doorontwikkeling naar natuur inclusieve landbouw, waarin naast het reduceren van emissies ook zorg is voor de biodiversiteit op het bedrijf.
Stikstofmaatregelen en akkerbouw
Met gebiedspartners bouwstenen samenstellen
Samen met gebiedspartners werken aan een nieuwe balans in een toekomstbestending landelijk gebied, zodat iedereen in Zuid-Holland kan wonen en werken in een gezonde omgeving. Dit willen wij realiseren en daarom is het nodig om doelstellingen om te zetten naar bouwstenen die in de praktijk werken en uitvoerbaar zijn. We hebben Schuttelaar & Partners gevraagd om de stikstofuitstoot van de akkerbouw in Zuid-Holland te beschrijven en om de mogelijke maatregelen voor stikstofreductie in kaart te brengen. Daarbij zijn ook de effecten op klimaat, waterkwaliteit, biodiversiteit en het verdienvermogen van akkerbouwers in kaart gebracht. De opdracht is uitgevoerd middels een deskstudie. Vervolgens zijn de inzichten en oplossingsrichtingen besproken in een klankbordsessie met de sector.
Ammoniakemissies akkerbouw in Zuid-Holland
In Zuid-Holland zijn ongeveer 600 boerenbedrijven met akkerbouw als hoofdtak. Daarnaast zijn er nog 350 boerenbedrijven die akkerbouw als neventak hebben (peiljaar 20204 ). Deze bedrijven beheren gezamenlijk rond de 30.000-35.000 hectare grond. Gemiddeld heeft een akkerbouwbedrijf in Zuid-Holland 36,8 hectare in gebruik. In het rapport is gewerkt met de gemiddelde ammoniakemissies zoals in de landelijke berekeningsaanpak wordt bepaald voor Zuid-Holland. De gemiddelde ammoniakemissie in Zuid-Holland komt neer op ca. 23 kg ammoniak/ha vanuit bemestingsemissies. De oorsprong van de emissies is met name het gebruik van dierlijke mest en de emissiefactor van de toedieningstechniek.
Mogelijkheden reductie ammoniakuitstoot
Er zijn verschillende mogelijkheden om de ammoniakuitstoot van de akkerbouwsector in Zuid-Holland te reduceren. Deze zijn in te delen in 4 categorieën, namelijk mestaanwendingstechnieken, type meststoffen, mestopslag en teeltmaatregelen.
Uit de studie valt op dat de veldemissies in de akkerbouw nog onvoldoende in beeld zijn. Ook de landelijke berekeningen zijn deels gebaseerd op aannames. Berekeningen kunnen om die reden in de praktijk zowel hoger als lager uitvallen. Een ander inzicht uit deze studie is dat er weinig maatregelen zijn die niet negatief uitwerken op andere doelen, zoals bijvoorbeeld koolstofvastlegging in de bodem. De meest veelbelovende maatregelen die op meerdere doelen positief uitwerken zijn precisiebemesting en het stimuleren van biobased- en plantaardige eiwitketens.
De veldemissies dienen enigszins in perspectief geplaats te worden: een melkveehouderijbedrijf heeft gemiddeld een emissie van 65-70 kg NH3/ha, waarvan ongeveer 30-35 kg/ha aan veldemissies bij bemesting. De gemiddelde ammoniakemissie van akkerbouw komt dus uit op circa 23 kg/ha bij bemesting. Daarnaast komt ammoniak vrij bij afsterving en afrijping van gewassen, wat op basis van landelijke berekeningen gemiddeld 6 kg/ha is. Echter is de ammoniakuitstoot bij afsterving en afrijping van gewassen in de praktijk zeer gewasspecifiek. De veldemissies beslaan ca. 40% van de melkveehouderijemissies, uitgedrukt per ha.
Ammoniakuitstoot van stoffen op bedrijfsniveau
De provincie Zuid-Holland heeft na oplevering van dit rapport ook andere adviesbureaus geconsulteerd. Uit deze consultatie blijkt dat naar verwachting ca. 25% reductie gemiddeld in de akkerbouw haalbaar is. Deze emissiereductie is erg afhankelijk van de huidige ammoniakuitstoot per perceel, en dat verschilt per bedrijf en gewas. Net als bij de veehouderij, is het daarom waardevol om op bedrijfsniveau specifieker in beeld te brengen wat de uitstoot van bepaalde stoffen is. Een manier om dit in kaart te brengen is door middel van een stoffenbalans. De provincie, het rijk en externe partners werken samen aan een systematiek voor een stoffenbalans.