De provincie Zuid-Holland steekt veel energie in de aanpak van locaties met ernstige bodemverontreinigingen waarbij onaanvaardbare risico’s zijn aangetoond. Met prioriteit voor locaties waar de verontreiniging een risico vormt voor mens, plant of dier.
Deze locaties worden met voorrang (spoed) gesaneerd. Zoals landelijk afgesproken in het Bodemconvenant heeft het provinciebestuur een programma gemaakt voor de aanpak van spoedlocaties.
De beslissing om een verontreinigde bodem met voorrang (spoed) te saneren wordt genomen op basis van een risicobeoordeling en de huidige functie en het gebruik van de locatie.
Daarbij zijn 3 typen risico’s bepalend, risico’s voor:
- de mens (humane risico’s)
- de dieren en planten (ecologische risico’s)
- de snelheid van verspreiding van de verontreiniging met het grondwater (verspreidingsrisico).
Is sprake van een locatie met onaanvaardbare risico’s dan wordt deze in het bodemsaneringsbeleid gedefinieerd als een spoedlocatie.
Aanpak provincie Zuid-Holland
Het beleid van de provincie is er op gericht om enerzijds de onaanvaardbare risico’s snel weg te nemen en anderzijds dit zoveel mogelijk door marktpartijen en belanghebbenden te laten uitvoeren. De provincie maakt daar afspraken over en stimuleert verantwoordelijke partijen en belanghebbenden tot het uitvoeren van onderzoek en sanering.
De provincie let er daarbij op dat saneringsmaatregelen zoveel mogelijk samenvallen met de maatschappelijke dynamiek zoals bouwwerkzaamheden en (her)ontwikkeling. Uitgangspunt is dat de risico’s worden weggenomen en de bodem geschikt wordt gemaakt voor het gebruik. Soms moeten tijdelijke beveiligingsmaatregelen genomen worden of kunnen saneringen in fases worden uitgevoerd. Door in de planvorming en de toekenning van functies rekening te houden met aanwezige bodemverontreiniging en de beschermingsmaatregelen die de beoogde functie vraagt, kunnen kosten worden bespaard.
Voor verontreinigingen in het stedelijke gebied heeft de provincie met diverse gemeenten afspraken gemaakt over de uitvoering van bodemonderzoek en -sanering. Kern van die afspraak is dat de gemeenten het onderzoek en de sanering in het stedelijke gebied verzorgt.
Gemeenten hebben daarbij de mogelijkheid om aan te sluiten bij de eigen planvorming, projecten en haar eigen ambities voor wat betreft de leefomgevingskwaliteit.
Alle onderzoeken en saneringen die door overheden of derden worden uitgevoerd, moeten worden voorgelegd aan de regionale omgevingsdienst. De omgevingsdienst toetst deze aan de richtlijnen en het bodemsaneringsbeleid.
Uitvoering bodemtaken
De provincie heeft de uitvoering van bodemtaken, waaronder deze spoedlocaties, ondergebracht bij de regionale omgevingsdiensten. Per geval beoordeelt de omgevingsdienst welke maatregelen nodig zijn en wie deze moet uitvoeren. Vaak is volgens de Wet bodembescherming de eigenaar zelf verantwoordelijk voor onderzoek of sanering. In het geval waar geen verantwoordelijken zijn aan te wijzen neemt de omgevingsdienst zelf initiatief voor het onderzoek en sanering namens de provincie.
Voor informatie over specifieke locaties kun je contact opnemen met een van de omgevingsdiensten in Zuid-Holland.
Stand van zaken
Sinds de start van het eerste bodemconvenant in 2010 zijn ruim 200 spoedlocaties aangepakt en afgerond. Sporadisch worden nog tijdens regulier bodemonderzoek nog locaties ontdekt die prioriteit behoeven.
Met inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 vervalt de Wet bodembescherming en komen er geen spoedlocaties meer bij.
De provincie monitort de voortgang en de aanpak jaarlijks. De afgelopen 9 jaar zijn de afspraken over de aanpak van de spoedlocaties door de omgevingsdiensten voortvarend aangepakt. Het aantal spoedlocaties is teruggebracht van 144 in 2015 naar 35 (peildatum 1 juli 2024). Vanaf 2025 gaat de daling van locaties aanzienlijk minder snel. De verwachting is dat in 2030 er nog 14 spoedlocaties zijn.
In onderstaand staafgram is het aantal geregistreerde spoedlocaties per jaar weergegeven.
In de grafiek is te zien dat het aantal spoedlocaties sinds 2011 afneemt. In 2011: 228, in 2012: 216, in 2013: 181, in 2014: 142, in 2015: 112, in 2016: 87, in 2017: 66, in 2018: 63, in 2019: 59, in 2020: 51, in 2021: 44, in 2022: 41, in 2023: 42, in 2024: 35.
Komende jaren
De komende jaren zal prioriteit worden gegevens aan het afronden van de aanpak van alle resterende spoedlocaties. De aantallen hebben betrekking op het gebied waarvoor de provincie Zuid-Holland zelf bevoegd gezag is in het kader van de Wet Bodembescherming. Dit betreft geheel Zuid-Holland, behalve de gemeenten Dordrecht, Rotterdam, Den Haag, Leiden en Schiedam. Deze gemeenten zijn zelf het bevoegd gezag.
Na de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024 vallen de spoedlocaties onder het overgangsrecht en blijven daarmee onder het bevoegd gezag van de provincie.