Stap 1
Beschrijf het initiatief
- Wat (om welk initiatief gaat het)?
- Waar (op welke plek)?
- Waarom (argumenten voor dit initiatief op deze plek)?
Stap 1 is een omschrijving van het initiatief en motiveert de locatiekeuze. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij particuliere initiatieven, lijkt het bezit van grond een reden om een ontwikkeling juist op die plek te laten plaatsvinden. Het is dan ook noodzakelijk dat u beargumenteert waarom de voorgestelde functie juist op deze plek geschikt is en hoe deze bijdraagt aan ruimtelijke kwaliteit. Gebruik hierbij de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Stap 2
Maak een analyse van de huidige situatie
- Welke kenmerken en kwaliteiten heeft het gebied?
- Welke ondergrond, netwerken en structuren, bevolking, geschiedenis?
- Wie zijn de gebruikers van het gebied?
- Welke richtlijnen uit de kwaliteitskaart zijn van toepassing?
- Welke aanvullende kenmerken, kwaliteiten, ambities zijn er aan de hand van het gebiedsprofiel ruimtelijke kwaliteit?
Stap 2 is voor het bereiken van ruimtelijke kwaliteit van groot belang. Het is niet mogelijk om de impact van een initiatief te beoordelen, als u de huidige kwaliteiten en kenmerken van een gebied niet benoemt (nulmeting). Inzet van specialisten op het gebied van landschapsarchitectuur en stedenbouw helpt bij het vinden van antwoorden op de vragen uit de analyse.
In documenten als de provinciale kwaliteitskaart en de gebiedsprofielen staan de bestaande kwaliteiten en kenmerken van een gebied. Ook gemeentelijke documenten als een beeldkwaliteitsplan, cultuurhistorisch onderzoek of structuurvisies zijn vaak goede bases voor een ruimtelijke analyse. Buiten bestaande beleidskaders om is het goed om gesprekken te voeren met huidige gebruikers van een plek. Wat is hun ervaring en beleving van de kwaliteiten en knelpunten van het gebied? Graag spreken we initiatiefnemers ook aan op hun eigen opvatting over de kwaliteiten van een plek. Een bewuste houding ten opzichte van de omgeving is het halve werk naar ruimtelijke kwaliteit.
Stap 3
Bepaal de ontwerpopgave
- Komen bestaande kwaliteiten in de knel?
- Wat zijn de consequenties voor gebruikers van de omgeving? En hoe gaat het voorstel daarmee om?
- Kunnen bestaande kwaliteiten versterkt worden en, zo ja, hoe?
- Zijn er kansen om met de beoogde ontwikkeling nieuwe kwaliteiten te ontwikkelen?
- Zijn er mogelijkheden om met de beoogde ontwikkeling bestaande knelpunten op te lossen?
In stap 3 bekijkt u wat de essentie van het ruimtelijk voorstel is, de kern van de ontwerpopgave. Door de bestaande situatie (nulmeting) te vergelijken met het nieuwe ruimtelijke initiatief, ontstaat inzicht in de kwaliteitsverbeteringen en ook in de eventuele knelpunten voor de locatie en omgeving. De kwaliteiten en knelpunten kunnen aan de orde zijn op het niveau van de gebiedsidentiteit, de structuur en de kavel.
Doorloop de 3 niveaus met de bovenstaande vragen. Kwaliteiten en knelpunten van een gebiedsidentiteit zijn vaak heel anders dan kwaliteiten en knelpunten van een (functionele) structuur.
Stap 4A
Bepaal het type ontwikkeling
Zowel bij de start van het ontwerpproces als aan het eind is het handig te bepalen of een ontwikkeling hoort in het type inpassen, aanpassen of transformeren. Door dit bij het begin te doen, ontstaan kaders voor het ontwerp. Achteraf bepaalt u definitief de mate van impact van de ontwikkeling. Als u weet in welk type een ontwikkeling valt, krijgt u inzicht in de mate van impact. Het is niet zo dat per definitie bijvoorbeeld inpassen beter is dan transformeren. De ontwikkelingen hebben alle 3 tot doel ruimtelijke kwaliteit te versterken. Het proces (al dan niet gezamenlijke planvorming) verschilt wel. Daarnaast geven de beschermingscategorieën aan wat de impact in een gebied mag zijn.
Inpassing
- De ontwikkeling sluit aan bij de gebiedsidentiteit.
- De ontwikkeling sluit aan bij landschappelijke, stedelijke en functionele structuren in het gebied.
- De functie/ het gebruik sluit aan bij de huidige situatie (gebiedseigen).
- De ontwikkeling voldoet aan relevante richtlijnen van de kwaliteitskaart.
De rol van de provincie is hier in principe beperkt, behalve in beschermde gebieden met topkwaliteit (categorie 1).
Bij inpassen ligt de nadruk op de beleving van het gebied.
Aanpassing
- De ontwikkeling sluit aan bij de gebiedsidentiteit.
- De ontwikkeling verandert landschappelijke structuren in het gebied, of de functie/het gebruik sluit niet aan bij de huidige situatie (gebiedsvreemd).
- De ontwikkeling voldoet niet aan alle relevante richtlijnen van de kwaliteitskaart.
- Ontwerpverbetering, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
Transformatie
- De ontwikkeling verandert de gebiedsidentiteit.
- De ontwikkeling verandert landschappelijke structuren in het gebied.
- De functie/ het gebruik sluit niet aan bij de huidige situatie (gebiedsvreemd).
- De ontwikkeling voldoet niet aan alle relevante richtpunten van de kwaliteitskaart.
- Door de ontwikkeling ontstaat een nieuwe ruimtelijke kwaliteit.
Stap 4B
Beschermingscategorie
Bekijk of het gebied waar de ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt, ligt in beschermingscategorie 1 of 2.
Categorie 1
Gelegen in of tegen een gebied met bijzondere kwaliteit:
- Hoge en specifieke natuurwaarden (ecologische hoofdstructuur en Natura2000).
- Kroonjuweel cultureel erfgoed.
Ruimtelijke ontwikkeling is alleen mogelijk als deze bijdraagt aan de bijzondere kwaliteit. In deze gebieden is alleen inpassen toegestaan. Treed bij het ondernemen van ruimtelijke activiteiten altijd in een vroeg stadium in gesprek met de provincie. De kwaliteiten van de gebieden in categorie 1 zijn goed beschreven in nationale, provinciale en/of gemeentelijke documenten. Dat zijn de richtlijnen.
Categorie 2
Gelegen in een gebied met een specifieke waarde:
- Weidevogelgebied.
- Recreatiegebied.
- Groene buffer.
- Graslanden in de Bollenstreek.
In deze gebieden is transformatie niet toegestaan.
Gebieden met beschermingscategorie 2 hebben vaak een bijzondere functie, bijvoorbeeld het beschermen van weidevogels. Daarom hangen in dergelijke gebieden inrichting en structuur vaak samen. Dat systeem mag niet worden aangetast, maar natuurlijk wel verbeterd worden als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
In uitzonderlijke gevallen - als alle partijen overtuigd zijn van de meerwaarde van het plan - is het mogelijk via procedures van een type ontwikkeling af te wijken. Pas zo nodig de ontwikkeling aan naar inpassen (bij categorie 1) of aanpassen met de juiste structuurkenmerken (categorie 2), zodat de bestaande kwaliteiten niet in gevaar komen. Ga hierover in gesprek met de provincie (plancoaches) voor aanwijzingen en begeleiding.
Stap 5
Zoek de kwaliteit, vraag advies
- Benoem de afwegingen waardoor het plan zich onderscheidt in ruimtelijke kwaliteit.
- Ontwikkel varianten om, samen met de publieke partners, de juiste afweging te maken.
Ontwerpen helpt! Het maakt inzichtelijk waar de oplossingen liggen en welke argumentatie daarbij hoort.
Benoem wat de consequenties van de varianten voor gebruikers van het gebied zijn.
- Bepaal op basis van de afwegingen en de onderbouwing van varianten de keuzes voor het definitief ontwerp en stijg boven uzelf uit!
- Gebruik de kwaliteiten in de omgeving niet alleen als bron van inspiratie en als aanknopingspunt, maar lever zelf ook een bijdrage. Zo ontstaat een wisselwerking tussen initiatief en omgeving.