Het huidig voedselsysteem is niet houdbaar. Daarvan ben ik eens te meer overtuigd geraakt in mijn onderzoek als lector Duurzame Voedselsystemen in Stedelijke Regio’s (Van Hall Larenstein Velp, 2016-2020). Met de nota Waardevol en Verbonden schetste het Rijk in 2017 een nieuw perspectief. De jaren daarna lieten zien dat de emoties hoog op kunnen lopen. Terwijl er een fel, soms vruchteloos debat plaatsvindt, is er in de praktijk een veelheid aan nieuwe initiatieven zichtbaar.
Zuid-Holland kent alle gezichten van de Nederlandse landbouw die het debat over voedsel en landbouw nu zo complex maken: grootschalige akkerbouw (waar een verduurzamingsperspectief naar bijvoorbeeld strokenteelt, precisielandbouw en technische innovatie nodig is); glastuinbouw (met de lastige taak om zich te verbinden met het stedelijke gebied dat steeds de naaste buur is); veehouderij in veenweidegebieden (met urgente opgaven rond bodemdaling, CO2 en stikstofuitstoot); de aangrenzende Noordzee (waar zeewierteelt als grootschalige nieuwe eiwitbron nieuwe kansen biedt); en een levendige nieuwe scene van stadslandbouw, voedselbos en korte ketens die inspireert tot een andere blik op voedselsystemen. Met bijvoorbeeld de notitie Vitale Landbouw en de Innovatieagenda Duurzame Landbouw zoekt de provincie een eigen positie, voortbouwend op de Rijksnota Waardevol en Verbonden. Met het NEXUS-onderzoek en de verkenning naar een integraal voedselbeleid kunnen volgende stappen gezet worden.
In Zuid-Holland is er een enorme druk op de ruimte vanuit wonen, bedrijvigheid, distributie en verkeer, en er is grote noodzaak de kwaliteit van landschap, groene buitenruimte, natuur en biodiversiteit te verbeteren. Op strategisch niveau is de vraag hoe dat zich verhoudt tot een samenhangend landbouw- en voedselsysteem. Is daar in de verre toekomst nog ruimte voor in Zuid-Holland? Ik wil bijdragen aan een heldere visie op de toekomst van de landbouw en het voedselsysteem in Zuid-Holland, uitgaande van het idee van kringlooplandbouw. Dat verwijst ook naar de Agrarische Kaart van Nederland die de Commissie Remkes in 2020 voorstelde. Daarmee worden de gebieden die ‘optimaal zijn voor een ecologisch efficiënte hoge productie’ op de kaart gezet. Kijkend naar de verre toekomst van Zuid-Holland wordt met zo’n kaart de spanning tussen heldere condities voor landbouw, de druk van verstedelijking en een kader van ruimtelijke kwaliteit inzichtelijk gemaakt. Belangrijke vraagstukken rond klimaat, bodemdaling en biodiversiteit moeten daarmee geadresseerd worden. Cruciaal is, juist in dit steeds meer verdichtende stadslandschap, dat daarbij ook op allerlei manieren verbindingen met de consument worden gelegd; een consument, die in mijn ogen een actieve food citizen* moet worden, bewuste en geïnformeerde beslissingen nemend rond voedsel, groen en gezondheid.
In de komende jaren zal ik ook deel uitmaken van het onderzoek Transitie naar een Duurzaam Voedselsysteem. Dat biedt kansen om een strategische kijk op de toekomst van landbouw en voedsel in Zuid-Holland, en deelvraagstukken daarbinnen, in een wisselwerking met onderzoek en onderwijs (ontwerpstudio’s en afstudeeronderzoek) aan te pakken.
Juist omdat er al zo veel nieuwe initiatieven gaande zijn, is er een wisselwerking tussen gebieden en strategische visievorming: gebiedsvraagstukken volgen uit een strategische visie, en verkenningen op gebiedsniveau voeden zo’n visie. Ik ga bijvoorbeeld onderzoeken waar de belangen van Landschapspark Zuidvleugel, de nationale Bossenstrategie en de gecombineerde opgave van energie en bodemdaling samenvallen met landbouwkundige vernieuwing. Er is ook een wisselwerking die niet gebiedsgericht is, maar eerder thematisch. Ik wil verder komen met het veelbelovend onderzoek naar nieuwe agrarische benaderingen zoals agroforestry, waarbij kort gezegd landbouwgewassen, veehouderij en (vrucht)bomen gemengd worden. De snel ontwikkelende kennis en praktijk van agroforestry geeft alle aanleiding om te verkennen hoe voedselproductie in die vorm betekenis geeft aan een groene Deltametropool, kwaliteitsvolle groene buitenruimte schept, natuurwaarden vergroot en CO2-opslag realiseert.
De complexiteit van het voedselsysteem vraagt, naast een heldere visie op het geheel, om aandacht voor small wins. Overal in het land zien we korte ketens opbloeien, en toch niet echt een stevig aandeel verkrijgen. Specifiek in Zuid-Holland is het idee van de Voedselfamilies een voorbeeld. Dat is een succesvol concept, maar mijn wens is dat van een ondernemersniveau naar een gebiedsniveau op te tillen. Juist in een zo sterk verdichtende provincie zijn korte ketens van groot belang voor de legitimiteit van landbouw als grondgebruiker, en om het landbouwareaal ook betekenisvol als buitenruimte te laten zijn.
Met mijn onderzoek als lector zijn we meerdere manieren op het spoor gekomen om die korte keten te versterken, op te schalen en toekomst te geven. Ik wil met ontwerpend onderzoek, in nauwe samenwerking met concrete initiatieven van boeren, burgers en organisaties in Zuid-Holland, laten zien hoe landschap verrijkt kan worden als die korte ketens goed werken, en welke investeringen in landschap dat op gang kunnen brengen. Een specifiek vraagstuk daarbij vormt agrarische bebouwing waarvan de functie vervalt, maar die wellicht juist in korte ketens een nieuwe rol kan vervullen.
Of het nu op strategisch vlak is, op gebiedsniveau of in de alledaagse werkelijkheid, er is steeds sprake van een evenwichtsoefening. Mijn lectorschap heeft me duidelijk gemaakt dat de vraagstukken rond voedsel en landbouw vragen om inspiratie en verkenning - we weten bijvoorbeeld nog totaal niet wat fors toenemende zeewierteelt en consumptie voor de Zuid-Hollandse havens zou kunnen betekenen, van voedselindustrie tot eetcultuur.
Tegelijkertijd is een enorme realiteitszin vereist. Die vraagt samenwerking met wat concrete mensen op concrete plekken doen, inlevingsvermogen in hun sociale en economische positie; kennis van regels, bedrijfsmodellen en grondprijzen; inzicht in hoe de voedselketen in elkaar zit; en een goed gevoel voor het bereiken van de consument. De projecten die ik wil ontwikkelen zullen pendelen tussen deze twee heel verschillende sferen. Het programmapunt Naar een duurzaam landbouw- en voedselsysteem is voor mij persoonlijk de grote uitdaging van de PARK-periode. Tegelijk is het debat erover zo fel geworden, dat een PARK met een driejarig programma met gezonde pragmatiek moet kijken waar de openingen op het speelveld te vinden zijn. In het voorjaar van 2021 verken ik de kansen voor en de volgorde van de bovenstaande punten.