Besluit tot het Instellen van incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 oktober 2020
Gedeputeerde Staten hebben besloten tot het instellen van incidenteel hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 8 oktober 2020 bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de onderhavige procedure is op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) een verzoek tot openbaar making ingediend van documenten, die zijn opgesteld naar aanleiding van een confraterneel overleg, dat heeft plaats gevonden tussen advocaten van verschillende partijen onderling, waaronder een advocaat in loondienst bij de provincie Zuid-Holland. GS hechten eraan dat eveneens een advocaat in loondienst zijn beroep in volle omvang moet kunnen uitoefenen, zonder dat er op grond van de Wob een beroep kan worden gedaan op openbaarmaking van documenten en er een toetsing dient plaats te vinden aan de uitzonderingsgronden, die de Wob stelt. GS zijn van mening dat in het belang van een goede beroepsuitvoering, de Advocatenwet de grondslag biedt voor het niet openbaar hoeven maken van documenten, die zijn opgesteld ten behoeve van confraterneel overleg.