Om onze doelen nu en in de toekomst te bereiken nemen we maatregelen om onze weerbaarheid, wendbaarheid en uitvoeringskracht te vergroten.
We zorgen voor realistische begrotingen. We hebben te maken met veel onzekerheden, zowel qua inkomsten als uitgaven. De uitdaging is om een begroting te realiseren die structureel en reëel in evenwicht is. Daartoe hebben we een aantal financiële spelregels opgesteld:
1. We toetsen het huidige beleid, doelstellingen en uitvoering op aspecten, zoals de doelmatigheid en doeltreffendheid en onderzoeken welke verbeteringen daarin mogelijk zijn. Daarbij nemen we de impact van externe financieringsbronnen mee.
2. Als er onvoldoende structurele dekking is voor onze ambities zullen we concrete maatregelen nemen om in de toekomst (gefaseerd) de inkomsten te verhogen of onze eigen uitgaven te verminderen. Dit kan onder andere door een herziening van opcenten, leges, heffingen en bijdragen van derden. Vooruitlopend daarop wordt de Motorrijtuigenbelasting vanaf jaartal 2026 verhoogd met 0,3 opcenten.
3. We zorgen dat helder wordt welk deel van het beleid en welke doelstellingen structureel van aard zijn en welk deel incidenteel. We geven de opdracht om in de komende periode een herijking te doen van het beleid om in beeld te brengen hoe vanaf 2026 het structurele beleid ook structureel gedekt kan worden.
4. Voor deze collegeperiode is een bedrag van €150 miljoen beschikbaar voor extra inzet op de maatschappelijke opgaven en ambities van dit college. De invulling hiervan volgt door het college bij de begroting in het najaar van 2023 en de voorjaarsnota 2024. Er wordt onder andere geld gereserveerd voor het ‘potje voor Provinciale Staten’.
5. Provinciale Staten hebben budgetrecht op de gehele begroting, en we realiseren ons dat het voor statenleden soms lastig is om geld te reserveren in de begroting. We stellen daarom een financiële vrije ruimte beschikbaar voor Provinciale Staten waaruit breed gedragen stateninitiatieven betaald kunnen worden. De spelregels voor toewijzing van middelen werken we in overleg met Provinciale Staten uit.
6. Wanneer meerdere indicatoren - zoals de kapitaallasten en schuldquote de signaleringswaarde dreigen te bereiken, gaan wij in gesprek met Provinciale Staten en komen wij met voorstellen om de indicatoren te beheersen. Bij beslissingen voor nieuwe investeringen voegen we de gevolgen voor de kapitaallasten en schuldquote toe.
7. We willen zo realistisch mogelijk begroten en houden in de planning rekening met de uitvoeringskracht van de organisatie en die van onze partners.
8. Om de uitvoerings- en plankracht te vergroten wordt momenteel onderzoek gedaan naar de realisatiekracht over de afgelopen jaren. De aanbevelingen en adviezen uit het onderzoek worden door ons uitgewerkt in een voorstel.
9. We onderzoeken de effectiviteit van onze subsidieregelingen en bekijken welke efficiency voordelen daarbij mogelijk zijn.
10. Bij overschrijdingen hanteren we voor dekking de volgorde: eerst middelen binnen de doelstelling of ambitie, dan bestemmingsreserve en als laatste de middelen in de algemene reserve.
11. De gesloten systemen worden afgeschaft. Het college komt bij de begroting van 2025 met voorstellen om een zorgvuldige uitwerking op te
stellen, met voldoende waarborging van beheer, onderhoud en vervanging.
12. Indexatiemiddelen die niet voor de opgaven nodig zijn, vallen vrij aan de algemene middelen.
13. Middelen die aan het eind van het jaar vrijvallen in het resultaat kunnen alleen beklemd worden als er een juridische en/of bestuurlijke verplichting op rust. In alle andere gevallen dient eerst het budget van het volgende jaar ingezet te worden voordat weer een beroep op de algemene middelen.
14. Waar zinvol en mogelijk wordt eerst gekeken naar extra mede financieringsbronnen voordat een beroep wordt gedaan op de algemene middelen. Dit betekent ook dat we nadrukkelijk kijken naar de bijdragen die externe partijen en het Rijk kunnen leveren aan onze opgaven.
15. Wij nemen alleen extra taken aan vanuit het Rijk wanneer de financiële randvoorwaarden daarvoor goed geregeld zijn. Voor de realisatie van de langjarige transitieopgaven is een Rijksbijdrage van minimaal €10 miljard nodig, onder andere uit de grote fondsen als het Nationaal Groeifonds, het Klimaat- en Transitiefonds en het Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur.
16. Een nuancering die hoort bij dit akkoord is dat bij de woordkeuze - zoals ondersteunen of stimuleren- ten aanzien van onze rol, de inzet van instrumentarium en middelen nog niet is bepaald.